De eerste maand van het jaar begon matig met 64 potjes, waaronder 4 nieuwe spellen. De keuze voor het leukste spel was even eenvoudig als verrassend:
Brass
De andere spellen waren minder bijzonder:
Space Walk: een aardige mancalavariant in de ruimte. Mancala heb ik nooit gespeeld, door dit spel zie ik de charme wel. Een spel dat voor doordenkers vast volledig door te rekenen is. Wij bespaarden ons de moeite en dat hield het voor mij leuk. Niet spectaculair, maar ik zou het best nog eens willen doen.
Dolfje Weerwolfje: een typisch zouteloos kinderspel van Identity Games. Gelukkig niet zo’n grote bagger als Sjakie en de Chocoladefabriek of Schippers van de Kameleon, maar nog steeds niet geweldig. Dit is een soort ganzebord met meer toeters en bellen, waarbij de dobbelsteen is vervangen door kaarten. Wat het spel redt zijn het thema en de fraaie spelersfiguren. Mijn kinderen zijn er dol op, dus ik zal het vast nog vaker spelen. Ik vond het boek beter.
Voor de poorten van Loyang: Agricola vind ik leuk, Le Havre doe ik liever nooit weer, hier heb ik na één potje al schoon genoeg van. Misschien was het spelersaantal van 3 ook niet gelukkig. Tweeënhalf uur gespeeld, waarvan ik zeker anderhalf uur bezig ben geweest met wachten op mijn medespelers (die hetzelfde overkwam). Een schande dat dat tegenwoordig nog bestaat. Ik geloof direct dat je dit alleen met twee spelers moet doen. Dagmar en Eugene verzekeren me dat het met twee best leuk is. Ik geloof ze graag, maar vrees dat het niet voor mij geldt. Loyang is namelijk vooral een reeks van solistische optimalisatiepuzzeltjes en dat is doorgaans niet wat ik zoek in een stevig spel voor twee.