In maart speelde ik bedroevend weinig spellen, slechts 29 keer. Dat was voor het eerst in ruim zes jaar dat ik minder dan 30 spellen deed in een maand. Maar ook dit nadeel heb z’n voordeel, want het meest gespeelde spel was voor de verandering eens Race for the Galaxy, dankzij de nieuwe uitbreiding.
Nieuwe spellen kwamen er ook op tafel. De leukste kiezen was niet zo moeilijk, dat was namelijk Vorsten van Catan.
Lang heb ik getwijfeld of ik deze herziene uitgave van het Kolonisten kaartspel wel moest kopen. Daar heb immers alle uitbreidingen van, waarvan een paar maar heel weinig gespeeld. Aan de andere kant kwam dat zelden meer op tafel. De jaren zijn namelijk niet vriendelijk geweest voor het Kolonisten kaartspel: links en rechts werd het ingehaald door snellere combokaartspellen die bovendien veel minder last hadden van allerlei onevenwichtigheden, waardoor die van het KvC kaartspel steeds duidelijker zichtbaar werden. Daarbij had ik de complete Duitse versie, dus met m’n kinderen spelen zit er voorlopig niet in.
Spijt heb ik niet gehad van mijn aanschaf. Vorsten van Catan is inhoudelijk voor (ruim) 90 procent hetzelfde spel, maar veel scherpe randjes zijn eraf gevijld. Weg zijn de slechte kaarten, veel te sterke kaarten zijn afgezwakt, de grondstoffen zijn meer in evenwicht en de stadsgebouwen zitten nu in aparte stapels, zodat ze je spel niet af hoeven te remmen voor je een stad hebt gebouwd. Ik heb nog maar met één ingesloten uitbreiding gespeeld, maar het smaakt nu al naar meer.
Andere nieuwe spellen, met de leukste voorop:
Toepen: noem het een gebrek aan mijn opvoeding, maar ik had nog nooit getoept. Nu ben ik in ieder geval bekend met een variant. Een lollig kroegspelletje, dat je snel kunt spelen. Ik zie het me niet de hele avond doen, maar tegen af en toe zeg ik geen nee.
Phantoms of the Ice: een ouderwets kaartspelletje dat al in verschillende gedaantes is uitgegeven. Ik speelde de Phantomsversie. Kort gezegd komt het erop neer dat je voortdurend je hand met zes kaarten probeert te verbeteren en dan af en toe ‘oorlogje’ speelt met een tegenstander. Het spel eindigt nadat iemand minstens een zeker aantal partijen heeft gewonnen, waarna de beste twee het onderling uitvechten. In de praktijk kan dat best lang duren, als spelers vooral proberen hun hand te verbeteren in plaats van de strijd aan te gaan. Mijn potje duurde meer dan een uur, wat al te lang is voor zo’n simplistisch spelletje. Met een halfuur blijft het leuk, daarna telt iedere minuut.
Isla Dorada: Bruno Faidutti liet zich inspireren door een paar andere spellen en voegde daar een hoop chaos en extra’s aan toe. Dat is Isla Dorada. Ik zag duidelijk de overeenkomsten met Elfenland (de andere inspiratiebron ken ik niet), al is Elfenland een stuk overzichtelijker en eleganter. In de stapel kaarten zitten maar liefst 21 (!) verschillende soorten kaarten, wat het plannen van je beurt soms erg lastig maakt. Daarnaast kun je tegen het einde van het spel hebben dat je al je ‘opdrachten’ al vervuld hebt, maar het spel toch nog een paar beurten duurt. Ik was dus niet heel enthousiast en speel liever gewoon Elfenland.
Ook speelde ik nog twee uitbreidingen die ik de moeite van het melden waard vind:
Race for the Galaxy: Alien Artifacts: deze uitbreiding bestaat uit twee delen: pakweg 40 nieuwe kaarten die je moeiteloos met het basisspel kunt combineren en een nieuwe spelvariant, de ‘Orb’, die een compleet nieuwe dimensie aan het spel toevoegt. Over de Orb zijn de meningen verdeeld. Zelf heb ik ‘m nog niet gespeeld dus ik kan er nog niks over zeggen. Maar voor mij waren de gewone kaarten de aanschaf al waard. Met deze uitbreiding in plaats van de drie vorige voelt Race weer helemaal fris aan. Met plezier ben ik de nieuwe kaarten aan het ontdekken en de strategische mogelijkheden die ze allemaal bieden.
Runebound: Sands of Al-Kalim: de eerste grote uitbreiding van Runebound die ik speelde bevalt goed. De focus ligt nu meer op het ontdekken en rondreizen en minder op het hakken van monsters. Dat is natuurlijk nog steeds belangrijk, maar niet meer (bijkans) het enige. Ook de verschillende thematische toevoegingen geven het spel extra sfeer. Natuurlijk duurt het nog steeds best lang, maar als je dat niet wilt vind je Runebound sowieso niks. Een aanrader voor de liefhebbers.
Tot slot nog de kastdochters die ik in maart speelde. Nog even en ik ben alweer toe aan 2011!
De Kathedraal (2009 voor het laatst gespeeld): dit spel heb ik het meest met twee gespeeld, maar nu eens met drie. Ook dat was weer leuk. Deze werkverschaffer hoort alweer bij de oudjes, maar houdt zich nog prima staande tussen modernere varianten. De geluksfactor bij de verschillende soorten kaarten en het trekken van bouwmeesters uit de zak is vast niet kommilfoo, ik stoor me er niet aan.
Mosaix (2010): een plezierig puzzelspelletje in hetzelfde genre als bijvoorbeeld Take it Easy en Cities. Altijd amusant om te spelen.
Chicago Express (2010): een relatief eenvoudig treinenspel waar ik nog steeds niks van begrijp. Maar dan in de goede betekenis ervan. Na een paar potjes American Rails (dat toch wat complexer is) dacht ik dit wel een eitje te vinden, maar helaas. Wanneer welke actie te kiezen en hoeveel op welk aandeel te bieden is blijkbaar nog hogere raketkunde voor mij.
Koehandel (2010): nog een spel waar ik echt waardeloos in ben. Tweehonderd afstaan in een koehandel en er slechts blufkaarten voor terugkrijgen? Check? Teveel bieden om vervolgens het dier voor weinig af te hoeven staan? Dubbelcheck. Ik word bijna bang voor dit spel. Ooit zal ik het onder de knie krijgen.