Dit weekend was de eerste editie van Spellen aan Zee. Volgens eigen zeggen ‘de grootste spellenbeurs van de Randstad’. Sinds Ducosim uit Utrecht vertrokken is (en Amersfoort is toch geen Randstad te noemen) zal dat vast kloppen.
Ik ging er zondag heen. Een spellenbeurs is altijd een leuk uitje, vooral als het dichtbij huis is. Bovendien was ik natuurlijk benieuwd wat ze ervan gemaakt hadden. Het gebouw van een bridgeclub klinkt een logische plek, toch was de locatie een beetje typisch. Het was meer een kantoor met allemaal kamertjes en een kantine, die in omvang nog het grootst was. Daardoor kreeg de beurs een wat versnipperd karakter. Er waren aardig wat mensen, maar als het echt druk was geweest, was het dringen in de gangen geworden. Een voordeel van de indeling is wel dat de kamers geen last hadden van burengerucht, waardoor je je makkelijker op een spel kon concentreren.
Na een kort rondje gelopen te hebben begon ik met Forbidden Island, een tip van Eugene. Een soort Pandemie-light, met in grote lijnen hetzelfde spelverloop. Wel een stuk simpeler en door het thema wellicht ook wat toegankelijker voor families. En daar leek het me vooral geschikt voor. Als je Pandemie kent, speel je dit zo weg (gelukkig maar, want de uitleg was vrij warrig). Dit leek me eenvoudig genoeg om met mijn kinderen te kunnen spelen, dus als ik het op Spiel voor een leuke prijs tegenkom gaat het zeker mee. Maar een Nederlande editie zou nog mooier zijn.
De tegenoverliggende kamer was een van de grootste, waar QWG (beide bloedgroepen althans) en Asmodée domicilie hielden. Ik viel met mijn neus in de boter, want ik spotte net een collega die samen met een vriend op het punt stond Carson City uitgelegd te krijgen. Vorig jaar heb ik het gemist in Essen en Zwolle en omdat het lang niet verkrijgbaar was, was het een beetje van mijn radar verdwenen.
Onterecht, zo bleek nu. Carson City is een interessant werkverschaffingspel dat qua complexiteit ergens tussen Stenen Tijdperk en Caylus inligt. Met slechts 4 speelronden is de duur beperkt. Door de variabele opbouw, de volgorde waarin gebouwen binnenkomen, het dubbelzijdige bord en dito karakters leek me dit een spel dat aardig wat variatie huisvest. Bovendien zijn de manieren om geld en punten te verdienen legio. Het spel is daarmee lang niet zo eendimensionaal als bijvoorbeeld Vasco da Gama, waar je eigenlijk maar op één manier echt punten kunt scoren. Carson City is het spel waarover ik na afloop nog het meest na heb gedacht, dus die kon binnenkort wel eens in mijn verzameling belanden.
Inmiddels waren Anton en dochter ook aangekomen. Ze waren net begonnen met Qwirkle, waar ik nog net in wist te breken. Dat was leuk om weer eens te doen. Hetzelfde gold voor Perudo, dat we daarna speelden met wat loslopend kindergrut. In dezelfde samenstelling gingen we verder met Identik, maar dat bleek niet zo’n succes met jonge kinderen. Die zijn toch wat minder in staat om snel een tekening op papier te zetten. Ze tekenden stuk voor stuk beter dan ik, maar omdat ze teveel de tijd namen ging het ten koste van hun score. Na drie rondes braken we af. Nog maar eens met volwassenen spelen, dat gaat een stuk beter.
De middag was aardig gevorderd, maar ik koos toch nog voor een potje van Het Koopmanshuis. Dit werd vooral ingegeven door de combinate van hoosbui, geen jas en een ver geparkeerde auto, maar om het spel was het ook zeker de moeite waard. Het Koopmanshuis is een simpel biedspel met een inventief systeem. Om beurten plaats je mannetjes bij te veilen kaarten. Wie als eerste een mannetje heeft geplaatst, mag deze kaart kopen. Maar pas op: hoe meer andere mannetjes erbij staan, des te duurder het wordt. Je kunt de prijs van een kaart opdrijven in de hoop dat iemand van de aanschaf afziet, waarna je het zelf tegen een korting kunt kopen. Dit was een potje met twee. Vooraf wist ik niet hoe leuk dit zou zijn (het leek me meer een spel voor 3-4 spelers), maar het werkte wonderwel goed. Ik heb het spel al een tijdje ongespeeld in de kast staan, maar daar zal binnenkort zeker verandering in komen!
Bij een laatste rondgang langs de stand nam ik nog een paar kleine dingen mee. Me inhouden was niet zo moeilijk, want er waren weinig verkoopstands. Een dumpstand bij de ingang met voornamelijk incourante spellen, één ‘normale’ stand, een met Ameritrash en een met kinderspellen. Die laatste was dan wel weer zeer ruim voorzien. En natuurlijk de bring & buy-stand, waar toch nog interessante spellen lagen (zoals een ongespeelde El Grande en een gesealde Union Pacific).
Al met al heb ik een leuke dag gehad en eigenlijk alleen maar leuke spellen gedaan. Positief aan de beurs was de aanwezigheid van veel grote uitgevers (aan 999 Games ben ik simpelweg niet toegekomen) en de ruime mogelijkheid om iets te spelen. Verbeterpuntjes vond ik (toch) de wat rommelige indeling en het beperkte aantal verkoopstands. Maar voor een eerste editie vond ik dat meer details. Ik hoop dus dat de organisatie de beurs succesvol genoeg vond om het volgend jaar weer (en grootser?) te organiseren. In de Randstad moet daar toch een markt voor zijn?
Help! Geografenalarm!
Met dit Randstedelijke navelstaren van een Groninger, kunnen we dit verhaal toch niet meer helemaal serieus nemen. Dat begrijp je toch wel he.