Spiel 2024 in nog geen 4.000 woorden

Geplaatst door

Misschien nog wel meer dan oud en nieuw is Spiel voor mij de gebeurtenis die het voorbijgaan van weer een jaar markeert. Een vast ritueel in de kalender, waarvan ik me niet voor kan stellen dat het snel verdwijnt. Met mijn ‘Spielgezin’ (mijn dochter en Wendy en haar zoon) zat ik weer drie zonovergoten dagen in een enorm hallencomplex dat weinig daglicht inlaat, maar wel veel lichaamsgeuren, zwarte t-shirts met opdruk en een overdaad aan mensen.

Ik ben natuurlijk zelf net zo goed onderdeel van dat probleem, maar de drukte is me ieder jaar soms net iets te veel. Die was opnieuw het ergst in hal 3, waar de meeste uitgevers zitten met hun spellen voor liefhebbers. Het type bezoeker dat meerdere dagen naar Spiel komt om die leuke nieuwe spellen met diepgang te proberen. Laten we dit persona Peter Hein noemen. Nou, die Peter Hein moest hal 3 noodgedwongen mijden. Telkens als ik meende dat het met de drukte wel meeviel en dacht, kom, ik probeer het eens in hal 3, stuitte ik op een muur van mensen die allemaal hetzelfde wilden als ik: spellen voor liefhebbers proberen. Kansloos dus, want alleen met buitengewoon geluk of geduld lukt het om daar een tafeltje te vinden.

Ga maar na: inclusief uitleg duurt een spel zeker een uur (bij de meeste liefhebberspellen is dat langer, maar niet iedereen speelt een spel uit tijdens zo’n beurs). Als een spel zes tafels heeft met vier stoelen per tafel, kunnen er dus 24 mensen per uur dat spel proberen, in totaal 216 per dag. Met 50 duizend bezoekers kan dus nog geen half procent van alle mensen zo’n spel proberen.

Dit is een omslachtige manier om uit te leggen dat ik van de 49 spellen die ik op mijn lijstje had staan van eventueel interessante spellen, er drie heb gespeeld. De dertien andere spellen die ik voor het eerst op Spiel deed hadden als kenmerk gemeen dat er een speelplekje vrij was (op een na, waarover later meer). Ik overweeg dus om volgens jaar de voorbereiding maar over te slaan en wel te zien wat er zoal te spelen valt.

Dit is trouwens allemaal maar gemopper in de marge, want ik heb drie geweldige dagen gehad. Spiel is zo veel meer dan alleen leuke nieuwe spellen leren kennen. Een onderdeel van Spiel dat me ieder jaar weer meer positief verrast is het grote aantal vegetarische en veganistische opties bij de vele eetgelegenheden in en nabij de Galeria. Nederland loopt daarin erg achter, meestal moet je het met één gerecht op de menukaart doen. Als je tijdens Spiel bij de meeste stands inmiddels kunt pinnen, moeten de menu’s in de Nederlandse fastfoodhoreca toch ook met de tijd mee kunnen?

Donderdag

We waren gewaarschuwd voor de drukte op de donderdag, vanwege de Duitse feestdag. Toch ging het verkeer soepel en waren we in iets meer dan een half uur van ons hotel in Bochum op de parkeerplaats. Dat zou daarna alleen maar sneller gaan, dus van drukte op de weg was niks te merken.

We kwamen binnen in hal 6, dus dat was de logische plek om een tafeltje te zoeken. Na wat zenuwachtig gespeur naar een winstgevende promokaart van Lorcana (helaas) gingen we naar binnen bij de stand van Amigo, waar je aan een tafeltje spellen naar keuze kon doen.

We begonnen met 3 Chapters, waar ik wel positieve dingen over had gehoord en dat later dit jaar bij 999 Games gaat verschijnen. 3 Chapters is een soort slagenspel met draften, die respectievelijk het tweede en eerste hoofdstuk van het spel vormen. Bij het slagenspel houdt iedereen de kaart die die zelf gespeeld heeft, maar krijgt de winnaar van de slag een ster, die twee punten waard is. Daarnaast kan iedere speler punten scoren met de zelf gespeelde kaart, afhankelijk van de andere kaarten in de slag. Speel jij Pinokkio, dan krijg je punten als iemand anders Gepetto heeft gespeeld, of je krijgt punten voor kaarten met een bepaald symbool, enzovoort. In het derde hoofdstuk krijg je nog punten voor de kaarten die je in de eerste ronde gedraft hebt, bijvoobeeld als je zowel Goudhaartje als de drie beren hebt.

Het spel beviel ons zo goed dat we direct nog een potje speelden. Omdat er best veel tekst op de kaarten stond hebben we het niet gekocht en wachten we wel op de Nederlandse versie. Aan het eind van de dag waren we het er wel over eens dat dit het leukste spel van de dag was.

Bij Amigo speelden we ook nog Combo Up, dat vagelijk bekend voorkwam. Wendy deed het erg denken aan Krass Kariert, dat ze al een tijdje niet gespeeld had. Niet zo gek, want het is gewoon dat spel onder een andere naam. Dat was verder geen bezwaar, want met veel plezier hebben we het spel uitgespeeld.

Hans im Glück/Schmidt heeft op verschillende plekken in de beurs een stand staan, en in hal 6 was er een waar je onder andere Botanicus en Time Trouble kon spelen. De eerste zag er interessanter uit, maar was permanent bezet. Bij Time Trouble was wel een plekje vrij. Een uitlegger was niet nodig, want naast de tafel was een tablet aan de wand bevestigd die ons door het spel heen loodste.

De robotstem en het trage tempo maakten die uitleg geen onverdeeld genoegen, maar omdat Time Trouble een eenvoudig familiespel is kwamen we er snel in. Het is een coöperatief spel waarbij je door het gezamenlijk stapelen van half doorzichtige  kaarten vier verschillende karakters op een spoor laat lopen. Daarbij moeten ze verschillende taakjes uitvoeren om uiteindelijk een bepaald aantal harige beestjes te bevrijden, af te leveren bij het eindpunten en de tijd stop te zetten. Dat is allemaal zo vaag als het klinkt, maar omdat het introductiespel erg eenvoudig is lukte ons dat met twee vingers in de neus.

Niet per se een slecht spel, maar de irritante AI-stem, het vage thema en het gevoel wat geprogrammeerd bezig te zijn gaf geen van ons lust om het nog eens te proberen.

Van harige beestjes konden we overigens geen genoeg krijgen, dus toen we in hal 3 (jaja) langs Kyoto no Neko kwam lopen was de interesse direct gewekt. Vanwege het thema en de vormgeving stond dit spel op mijn lijsjte, de rest had dat lijstje helemaal niet nodig. Want katten.

In Kyoto no Neko ben je een jonge kitten die langzaam de wereld buiten het eigen huis aan het verkennen is. Je komt zo voor het eerst in aanraking met andere katten, fietsers op straat, vlinders, muizen en boze honden en dat levert je allemaal ervaring op. Bij elke ervaring die je succesvol afrondt scoor je een belletje, en de speler die als eerst vijf belletjes heeft wint het spel.

Kyoto no Neko is een snoezig spel dat dicht bij het thema blijft, maar de liefhebber weinig te bieden heeft. Een dobbelsteenworp bepaalt of je ervaring een belletje oplevert of niet en het spel is zo kort dat een reeks gelukkige worpen je gegarandeerd de winst oplevert. Het is perfect als kinder- of familiespel, maar met alleen volwassenen leg je dit niet op tafel. Niemand uit ons groepje, dat voor 100 procent uit kattenliefhebbers bestond, vond het verder de moeite waard. Jammer, want voor de rest klopte alles.

Misschien is het geheim van hal 3 wel dat je niet moet proberen om de nieuwste spellen te willen spelen, maar de hits van een paar jaar oud. De tafels van Rebirth, een spel dat me erg aansprak, waren permanent vol, maar in dezelfde stand was nog wel plaats bij Hamlet. Dat was in 2022 een van de hits van de beurs, nu lag er een uitbreiding bij. Gelukkig was het geen bezwaar alleen het basisspel te spelen en na een korte uitleg konden we beginnen.

Hamlet is het soort spel dat de meeste lezers wel eens gespeeld hebben: verzamel grondstoffen om het dorp uit te breiden met allerlei gebouwen en werk samen aan de opbouw van de kerk. Doel is natuurlijk het scoren van de meeste punten. Het bijzondere van Hamlet is dat alles gemeenschappelijk is. Je hebt geen persoonlijke voorraad grondstoffen en iedereen kan vrijelijk van elkaars gebouwen gebruik maken, met slechts een klein voordeel voor de eigenaar.

De gebouwen zijn apart gevormde tegels die je redelijk vrij kunt aanleggen aan de rest, waardoor het dorp een grillige vorm krijgt die elk potje weer anders is. Ook het spelverloop is in het begin wat grillig en soms vreemd (het kostte enige tijd voordat we een vermoeden hadden hoe de ezels precies werkten), maar met een beperkt aantal acties per beurt was de focus helder en zat het tempo er goed in.

We begrepen wel dat het een hit was en toen we bij een dumpstand het spel voor 20 euro zagen bedacht Wendy zich niet. Het leek me zelf onwaarschijnlijk dat ik dit thuis vaak op tafel zou krijgen en dus liet het liggen. Dat knaagt nog wel een beetje, maar de kast is vol genoeg met spellen die zelden gespeeld worden.

Vrijdag

Nog meer dan op donderdag zaten we op vrijdag vooral in hal 5 en 6. Bij binnenkomst in hal 6 sloegen we nu linksaf, langs de stand van Kosmos. Daar waren een paar tafeltjes vrij met The Gang, het antwoord van poker op The Crew. Zoals Dagmar al eerder schreef, is The Gang de coöperatieve versie van Texas Hold’em. Elke speler krijgt twee kaarten en moet inschatten of die een goede, gemiddelde of slechte hand heeft in vergelijking met de anderen. In de eerste ronde ken je alleen je eigen kaarten, in drie ronden daarna komen er kaarten open op tafel te liggen en moet je jouw hand combineren met de kaarten op tafel om de sterkst mogelijke set te maken. In elke ronde claimen de spelers een fiche, waarmee ze laten zien hoe sterk ze hun eigen hand inschatten. Als aan het einde van de vierde ronde blijkt dat alle spelers hun relatieve positie goed inschatten win je de ronde. Na drie gewonnen of verloren rondes eindigt het spel.

Tja. Ik ben misschien wel de enige spellenliefhebber op aarde, maar ik heb nooit iets begrepen van de aantrekkingskracht van poker. Beetje bluffen, je tegenstanders lezen en kaarten tellen en dat is het. Je doet niets met je kaarten, je moet alleen maar inschatten of ze beter zijn dan die van een ander. Voor mij is het een veredelde versie van oorlogje/Top Trumps.

The Gang veranderde niks aan dat oordeel. Voor pokeraars die niet per se anderen hoeven af te bluffen misschien leuk, aan mij is het niet besteed. Geef mij maar een echt spel.

De andere tafels van Kosmos waren helaas bezet en via wat omzwervingen in dit gedeelte van de beurs kwamen we bij de stand terecht van de Zwitserse uitgever Helvetiq. Deze is vooral bekend van de kleine kaartspelletjes in langwerpig gevormde doosjes, die wel wat op die van het Japanse Oink lijken.

Zelf was ik al een tijdje benieuw naar Art Robbery, een spel van Reiner Knizia. Dit kaartspelletje doet thematisch wel wat aan Stingy denken. De spelers hebben net met succes vier musea beroofd en zijn nu bezig met het verdelen van de buit. Die bestaat uit genummerde fiches, die je met kaarten uit de algemene voorraad of van een medespeler mag pakken. Sommige fiches verschaffen je een alibi, waarvan je er genoeg nodig hebt om het spel niet te verliezen. De speler met de minste alibi’s valt na de vierde ronde af, van de rest wint de speler met de grootste waarde aan verzamelde buit.

We vonden Art Robbery allemaal een geslaagd spelletje. Luchtig, snel gespeeld, en toch met voldoende pit om langer dan een paar potjes leuk te blijven. Wendy en ik namen het allebei mee, en in het hotel kwam het ’s avonds ook weer op tafel.

Net als bij bijvoorbeeld Amigo en Schmidt kun je bij Helvetiq verschillende spellen aan dezelfde tafel doen. We waren wel benieuwd naar de rest van hun aanbod (en het was ook wel fijn om een tafeltje te hebben) en het volgende spel was Ninjan. Dit is een typisch Helvetiqspelletje in zo’n klein doosje: snel, luchtig en toch leuk. Ninjan gebruikt het klassieke steen-schaar-papierprincipe. Alle spelers spelen simultaan een kaart om een van de drie kaarten in het midden te scoren. Rood slaat blauw, blauw slaat groen en groen is weer sterker dan rood. Kun je geen kaart slaan (bijvoorbeeld doordat je rood speelt terwijl er geen blauwe kaart op tafel legt), dan komt jouw kaart bij een van de kaarten op tafel. Daardoor wisselt het voortdurend welke kaart je moet spelen om een bepaalde stapel te bemachtigen. Omdat kaarten ook een negatieve waarde kunnen hebben, krijg je niet altijd de kaarten die je wilt.

Al snel draait het spel om het juist inschatten van de intenties van andere spelers: als je vermoedt dat iemand een hoge groene kaart gaat spelen om een vette rode kaart te scoren, kun je een net iets minder hoge blauwe kaart spelen om zelf die hoge groene te pakken. Tenzij een andere speler er ook zo over denkt en je beter zelf die groene kaart kunt spelen. Net als Art Robbery viel Ninjan erg goed in de smaak en werden er weer twee exemplaren aangeschaft.

Een van de nieuwe spellen die Helvetiq prominent uit had gestald was Odin. Dit is een klassiek trappenspel waarbij je als eerste probeert je hand leeg wilt spelen. De twist is dat je alleen kaarten van dezelfde kleur of dezelfde waarde mag spelen en dat je een eerder gespeelde kaart van een andere speler in je hand moet nemen als je zelf een hogere combinatie speelt. Dat zorgt af en toe voor interessante afwegingen, maar over het algemeen helpt het erg als je überhaupt kaarten kunt spelen. Odin was best een aardig spelletje, maar in hetzelfde genre legt dit het toch af tegen het vergelijkbare maar leukere Scout.

Niet alle spellen bij deze stand zitten in een klein doosje. Yaxha is een stuk groter en ziet er met de gekleurde houten blokken aantrekkelijk uit. Op het eerste gezicht lijkt Yaxha op een minder platte versie van Pyramido. Elke ronde worden op vier tegels drie gekleurde blokken gelegd, en spelers kiezen simultaan van welke tegel ze de blokken willen hebben. De blokken stapel je tot een piramide van uiteindelijk vier niveaus en krijg je punten voor de aan de buitenkant zichtbare blokken. Ieder spel liggen er ook nog drie willekeurige kaarten in het spel, met variërende voorwaarden waarop je extra punten scoort. We vonden Yaxha allemaal een plezierig spelletje om te doen. Niet bijzonder genoeg voor een plekje in de collectie, maar ik zeg geen nee tegen een potje.

Het laatste spel dat we bij Helvetiq speelden was Alpina. Met het vogeltje op de doos zag het er aantrekkelijk uit. Om beurten leggen de spelers een kaart in een gemeenschappelijk raster van uiteindelijk vijf bij vijf kaarten en plaatsen dan een wandelaar op een kaart. Elke kaart scoort punten afhankelijk van andere kaarten in het raster en hoe ze die ten opzichte van de kaart van de wandelaar liggen. We waren het er wel over eens dat Alpina het minste spel van de stand was. Leuke kaartjes, maar het spel was vrij tam en met sommige kaarten is het veel makkelijker flink te scoren dan met andere. We kennen betere wandelingen.

Na de eerste dag was Botanicus een van de hoogst geklasseerde spellen in de populariteitspoll van Fairplay. Omdat ik sowieso vaak gecharmeerd ben van de spellen van Hans im Glück wilde ik het toch wel heel graag eens proberen. Bij een van de stands waar het te spelen was spotten we een tafel waar het einde nabij leek, en na een kwartiertje konden we zelf aan de bak.

Zoals wel meer spellen van de laatste tijd heb je hier een eigen bordje dat je zo goed mogelijk in wilt richten en gebruikt het een natuurthema. Maar je komt er al snel achter dat het niet solistisch optimaliseren is, want je bent voortdurend in een strijd om de juiste acties verwikkeld. Elke ronde kun je kiezen uit vier verschillende acties, zoals planten poten, ze water geven, geld of punten nemen en zo meer. De speler die een actie als eerste kiest krijgt vaak een extra, terwijl een speler die dezelfde actie later kiest extra moet betalen. Je bent dus graag als eerste aan de beurt, maar dat betekent vaak dat je eerst genoegen moet nemen met een minder goede of duurdere actie.

Botanicus viel erg goed in de smaak. Het was niet te zwaar, maar toch ook geen simpel familiespel. Wie daar anders over dacht, was de auteur die een babbeltje kwam maken (vermoedelijk omdat we ons zichtbaar vermaakten). Volgens hem was de versie die wij speelden meer iets voor kinderen, die hij op verzoek van de uitgever had gemaakt op basis van zijn oorspronkelijke idee. Gelukkig zit dat spel nog als versie nog als variant in het spel, dus ik ben benieuwd. We waren wel verrast over de kwalificatie ‘kinderspel’ voor de basisvariant, maar misschien hebben we een wat kinderlijke smaak.

In een laatste poging om in hal 3 nog een serieus spel te spelen kwamen we bij Deep Print uit, waar zes tafels met Intarsia lagen. Zag er mooi en veelbelovend uit, maar nog meer zag het er vol uit. Als in volle tafels, waar de volgende geïnteresseerde spelers al in de wachtrij stonden. Dan maar Roaring 20s, dat ook populair leek.

Dit is een biedspel waarbij je hippe dino’s in je nachtclub probeert te lokken. Of zoiets dan. Iedere dino heeft een eigen combinatie van zaken waarmee je kunt bieden. Behalve een dinokaart worden er elke ronde ook een paar extra biedkaarten omgedraaid. Spelers die passen voor de dino mogen die kaarten claimen, om bij de volgende bieding beter voor de dag te komen. Punten scoor je voor de sterren op de dino’s en setjes van dino’s met dezelfde of opeenvolgende waarde.

Roaring 20s is een alleraardigst biedspelletje, waar je je bod goed moet timen om niet achter het net te vissen. Maar biedspelletjes met kaarten hebben we al erg veel, dus een aanschaf werd het niet.

Het laatste spel van de vrijdag stak er als een paal bovenuit. Op de lijst van nieuwe spellen was het al een opvallende verschijning, met als hoogtepunt de opgewonden reacties op Boardgamegeek. Precies, The Dick Sits. Hier raad je geen plaatjes zoals Dixit, maar krijg je wel bijzondere plaatjes te zien van het mannelijk lid in al zijn verschijningsvormen. Die probeer je zoveel mogelijk te scoren. Maar sommige zijn wel erg groot, waardoor je jezelf wat moet oprekken. Gelukkig zijn er allerlei hulpmiddelen om dat doel te bereiken, wat voor de meesten in ons gezelschap ook nog een educatieve werking had.

The Dick Sits moet het vooral van de dikke knipoog en de foute grappen hebben. Om voor de hand liggende reden zul je dit waarschijnlijk alleen in een witte envelop in je spellenwinkel kunnen kopen. Volwassener dan dit wordt het niet.

Zaterdag

Zaterdag is altijd de drukste dag van Spiel, maar door het dagelijkse quotum van 50 duizend bezoekers was er eigenlijk weinig verschil met de vorige dagen te merken. Dit was voor ons de laatste dag, waardoor we wat eerder weggingen. Zo’n laatste dag gebruiken we ook vaak om nog wat spellen te kopen, waardoor er minder tijd over blijft om te spelen.

Het eerste spel dat we speelden had ik de vorige dagen ook al willen doen, maar toen was het telkens bezet. Bij de opening ging nu dus maar rechtstreeks op de stand van Kosmos af, in de hoop nog een lege tafel te vinden. Dat lukte, waardoor we de dag aftrapten met Catan: Nieuwe Energie. Dit is in grote lijnen de basisversie van Catan, waarbij je begint met een dorp en een stad. In plaats van dubbele grondstoffen leveren steden je onderzoekspunten (ik ben even de naam vergeten). Daarmee kun je energiecentrales bouwen, die je weer energie leveren waar je leuke dingen mee kunt doen. Je hebt schone en vieze centrales. Ze leveren dezelfde energie. De vieze zijn goedkoper, maar op termijn ook riskanter (om redenen die ik waarschijnlijk niet hoef uit te leggen).

Het was in het begin even wennen, omdat de nieuwe regels voor de steden zorgden dat er minder grondstoffen in het spel kwamen. Ook waren we allemaal wat huiverig met het plaatsen van vieze centrales, terwijl dat in het begin best had gekund. Uiteindelijk bleek het gewoon een leuke versie van good old Catan te zijn, met net wat andere afwegingen. Het zal de haters niet overtuigen, voor de liefhebbers is het een aanrader.

Aan de andere kant van de hal was de stand van Gigamic. Daar waren meerdere spellen die ik wel had willen proberen, maar het enige waar een plekje vrij kwam was Akropolis met de uitbreiding Athena. Die had ik anders ongespeeld gekocht, maar nu kreeg ik de kans de anderen het spel te leren. Dat ging in een keer door met de uitbreiding. Gelukkig maakt die het spel nauwelijks complexer. En omdat Akropolis sowieso een toegankelijk spel is ging iedereen goed van start. Zo goed, dat ik vet als laatste eindigde. Het voordeel was wel dat ik er zeker van was dat Athena geen miskoop zou worden. Ik kreeg er ook nog een gratis promo met wat extra opdrachtkaarten bij.

Het laatste spel van de beurs was Duck & Cover. De vrolijk gekleurde stand met uitlegger in een ligbad nodigde wel uit. Omdat het een snel spel is kwamen er regelmatig tafels vrij. Duck & Cover is een erg luchtig spelletje, waarbij je je kaarten met eendjes moet stapelen. Je legt je twaalf genummerde kaarten met badeend in een raster van drie bij vier. Van een algemene stapel worden kaarten omgedraaid, waarna je je eendje met hetzelfde getal op een aangrenzende kaart ligt. Je probeert zoveel mogelijk eendjes te stapelen, want ze leveren allemaal strafpunten op. Heb je het omgedraaide getal niet, dan roep je ‘kwak’. Als iedereen kwaakt gaat de kaart uit het spel en de ronde eindigt als er een bepaald aantal kaarten uit het spel is. Ook Duck & Cover was weer een lollig partyspelletje, dat vooral met grotere groepen die niet per se zwaar hoeven na te denken tot z’n recht komt. Ideaal voor de feestdagen met familie dus, reden genoeg voor Wendy om hem mee te nemen.

Ondanks mijn ‘shortlist’ van 49 spellen had ik me voorgenomen om met maximaal tien spellen naar huis te gaan. Te vaak heb ik spellen gekocht op basis van alleen een visuele indruk of ‘best leuk’ na een profpotje, om erachter te komen dat het de verwachtingen niet waarmaakte. Tegen mijn gebruik in heb ik me deze keer wel aan mijn voornemen gehouden. Het enige ongespeelde spel dat mee naar huis ging was Rajas of the Ganges: Cards & Karma. Dat durfde ik wel aan, want het bord- en dobbelspel komen hier regelmatig op tafel.

Ik ben alweer klaar voor volgend jaar, waar we ongetwijfeld weer vaak dit kenmerkende beeld van Spiel zullen zien: de spelauteur die een spel signeert.

Matt Leacock signeert Ticket to Ride Legacy

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *