Zoals ieder jaar was ik ook nu weer een dag aanwezig op Spiel. Dat is veel te kort om zelfs maar een fractie van alle nieuwe spellen te kunnen spelen. Meestal beperkt de dag zich tot het spelen van twee of drie spellen, veel rondlopen om indrukken op te doen en natuurlijk op spellen kopen! De afgelopen twee weken heb ik mijn best gedaan om zoveel mogelijk van die nieuwe aankopen te spelen, zodat ik daar een eerste indruk van kan geven. Natuurlijk is een eerste indruk niets meer dan dat en is de kans groot dat ik van sommige spellen mijn oordeel drastisch wijzig. Niet al deze spellen waren volledig nieuw op Spiel (zoals Phoenicia en Voor de Wind), maar naar mijn menig toch zo recent dat Spiel voor de meeste mensen de eerste kennismaking met deze spellen betekende.
Agricola (Uwe Rosenberg, Lookout Games 1-5 spelers, ca. 2-3 uur)
Een van de grote hits van Spiel was Agricola. De stand was voortdurend vol en het spel had een lange speelduur, dus proberen op de beurs zelf zat er niet in. Meegenomen voor een collega, maar misschien ga ik wel spijt krijgen dat ik niet twee dozen heb meegenomen. Vijfendertig euro voor een doos propvol houtwerk en kaarten is een goede deal, en het is nog een leuk spel ook. Natuurlijk zal iedereen het opvallen dat de spelauteur die zijn faam verdiend heeft met een spel over bonenteelt nu een spel maakt over het runnen van een boerderij, in het zeventiende-eeuwse Duitsland om precies te zijn. Agricola is een ontwikkelspel in de stijl van Caylus. Dat betekent mannetjes inzetten om bepaalde grondstoffen te verkrijgen, die je weer in kunt zetten om andere dingen te kopen/maken enzovoort. Net als Caylus is Agricola een stevige zit, die zich vooral kenmerkt door indirecte interactie. In de versie die ik gespeeld heb (er zijn ook regels voor een meer interactieve versie) bestaat de interactie er alleen uit in dat je een plekje inpikt waar iemand anders zijn oog ook op had laten vallen. Groot verschil met bijvoorbeeld Caylus is het thema. Caylus is erg droog met een vrij abstract thema, terwijl het thema er bij Agricola duimendik bovenop ligt. Een simulatie wil ik het nog net niet noemen, maar het gaat wel meer die kant op. Agricola is daarmee een zwaar spel. De verschillende keuzemogelijkheden zijn zo groot dat het je makkelijk duizelt. Dat beviel mij wel, maar ergens knaagde het ook: zijn die keuzes wel echte keuzes? De puntentelling is namelijk zo opgezet dat spelers gestimuleerd worden om zich evenwichtig te ontwikkelen. Je moet van ieder gewas en diersoort minstens een schijfje of blokje hebben, je moet voldoende weilanden en akkers bezitten en braakliggend land wordt ook bestraft. Omdat dat allemaal zaken zijn die je alleen kunt verkrijgen door het kiezen van bepaalde acties, betekent dit dat iedereen die acties in ieder geval een paar keer zal moeten kiezen. De volgorde is natuurlijk wel verschillend en dat zorgt ervoor dat niet iedereen zich op dezelfde manier ontwikkelt. Toch is het een mogelijk minpunt, want als het spelsysteem iedereen dwingt min of meer hetzelfde te doen in slechts een andere volgorde is er van echte keuzevrijheid natuurlijk geen sprake. Desalniettemin heb ik erg veel plezier beleefd aan mijn eerste potje Agricola. Gegeven de enorme hoeveelheid speelkaarten (360 naar het schijnt) lijkt het met de variatie wel snor te zitten en verheug ik me alweer op mijn volgende potje.
Amyitis (Cyril Demaegd, Ystari, 2-4 spelers, ca. 90 minuten)
Het nieuwste eigen spel van Ystari is Amyitis, van de man achter Ystari zelf. De vormgeving uit het spel is wederom de kenmerkende stijl van hun vorige spellen: vrij gedetailleerde illustraties en felle kleuren. Het thema van het spel is de aanleg van de hangende tuien van Babylon, maar zoals bij alle voorgaande spellen van Ystari moet je je daar niet zoveel van aantrekken, want het hangt er een beetje bij. Ach, het maakt het wat minder droog zullen we maar zeggen. Ook in Amyitis spelen grondstoffen en werklieden een rol, maar gelukkig is het niet een tweede Caylus (wat is het toch met dat spel?). Ondanks dat ik tijdens het spelen een beetje een Caylus-gevoel kreeg, speelt het toch duidelijk anders en is vooral veel minder pittig. Dit zit ‘m vooral in het feit dat je bij Caylus erg goed moest nadenken over de volgorde van je acties, omdat je plan anders hopeloos in de soep kan lopen. Caylus heeft dus een stevige dosis rekenwerk (hoewel niet zo erg als bij Funkenschlag) en dat maakt het spel zwaarder dan het eigenlijk is. Bij Amyitis ontbreekt dit rekenwerk. Voor sommige acties is het duidelijk welke grondstof je nodig hebt en dat is er meestal maar een. Dat betekent niet dat Amyitis maar een simpel spel is. Veel meer dan bij andere ontwikkelspellen moet je bij Amyitis goed opletten wat je medespelers van plan zijn en daarmee je acties goed timen. Als jij een actie wilt doen waarvoor je de karavaan moet verplaatsen, kun je dat maar beter snel doen. Anders bestaat de kans dat de karavaan alweer te ver is en je een of meer beurten moet wachten voor je die actie weer kunt doen. Heel plezierig is dat er veel verschillende manieren om punten te scoren. Je kunt het spel winnen door je fors op het planten te richten, maar ook zonder een enkele keer te planten. Met snelle beurten (af en toe onderbroken door gepeins over het vervolg van je strategie) is Amyitis ook nog eens een redelijk vlot spel. Amyitis is geen spectaculair vernieuwend spel, maar biedt genoeg keuzes in een fatsoenlijke speelduur, zodat ik er nog zeker niet op uitgekeken ben.
Demetra (Richard Breese, QWG Games/R&R Games (Key Harvest), 2-4 spelers, ca. 90 minuten)
Een spellenthema komt zelden alleen. Zo hadden we eerst Egypte, Venetië, piraten, Vikingen en noem maar op. Dit jaar verschijnen er tegelijk twee serieuze bordspellen met de landbouw als thema. Agricola hebben we net gehad, Demetra is het andere. Demetra is echter een stuk abstracter. Het eerste spel waarmee het bij veel spellengekken associaties oproept is namelijk Acquire. Spelers trekken tegels, die een code bestaande uit een letter en een cijfer hebben. Deze worden op een speelbord geplaatst op de vakken met de overeenkomstige code. Daar houden de overeenkomsten met Acquire echter op. Demetra is namelijk in de verste verte geen aandelenspel. Bovendien heeft iedereen zijn eigen bord waar de tegels op geplaatst kunnen worden. Omdat alle tegels er maar een keer inzitten, zullen de borden vrij leeg blijven en bebouwt iedereen een ander gedeelte van zijn bord. Het landbouwthema komt tot uitdrukking in het feit dat je van de tegels diverse gewassen kunt oogsten. Die gewassen gebruik je om nieuwe tegels te kopen. Of tenminste, dat is de bedoeling. Er liggen altijd zes nieuwe tegels in het kadaster waar je op kunt bieden. Het bod plus de tegel moet je eerst in je opslag leggen. De andere spelers hebben dan de kans de tegel te kopen, maar moeten dan jouw bod aan jou betalen. Demetra is geen ingewikkeld spel, maar het kost even een paar beurten om onder de knie te krijgen. Het is erg moeilijk om te bepalen wat nu een goede prijs is voor een veldtegel. Je wilt natuurlijk niet teveel betalen, maar je wilt helemaal niet dat iemand anders een cruciale tegel inpikt omdat je prijs te laag had ingezet! Daardoor is Demetra een spel waar ik moeilijk gevoel voor krijg. Mijn eerste indruk is niet negatief, maar ik heb nog niet het gevoel dat ik weet wat ik moet doen als ik het nog een keer spel. Het kan een positief teken zijn dat een spel zijn geheimen niet direct prijsgeeft, maar misschien blijft het ook wel ondoorgrondelijk, ondanks de vrij eenvoudige regels en de niet al te gekke speelduur.
Im Jahr des Drachen (Stefan Feld, alea, 2-5 spelers, ca. 90 minuten)
Is Stefan Feld in vaste dienst bij alea? Im Jahr des Drachen is al zijn derde spel bij dit label. Directe voorganger Notre Dame was ook van zijn hand, Um Ru(h)m und Ehre was zijn eerste. Im Jahr des Drachen is duidelijk de pittigste van de drie. De spelers proberen punten te verkrijgen temidden van allerlei gebeurtenissen, zoals droogte en ziekte en heuse Mongolenstormen. Punten verkrijg je met het werven van personen, die je in paleizen moet onderbrengen. Behalve punten leveren veel personen ook andere voordelen op, die bescherming bieden tegen allerhande onheil. Gelukkig is het bekend in welke volgorde de gebeurtenissen plaatsvinden, zodat je op tijd kunt proberen je er tegen te wapenen. Gek genoeg riep dat bij mij direct associaties op met In de Ban van de Ring. Daar heb je in ieder scenario ook een rij gebeurtenissen, waarbij omschreven staat wat er nodig is om het af te weren en wat consequenties zijn als dat niet lukt. De spellen hebben verder weinig gemeen, maar in beide ben je voortdurende bezig om de dingen te verzamelen waarmee je je tegen de gebeurtenis beschermt of in ieder geval de pijn verzacht. Dit vind je ook wat terug in Felds vorige spel Notre Dame, waar je je ook constant met de ratten bezig moet houden en tussendoor nog punten moet zien te scoren. Im Jahr des Drachen vond ik een van de leukste spellen van Spiel. Het voortdurende gevoel van dreiging en de afwegingen die je moet maken waar je je tegen wilt beschermen en hoe, maakt dat je voortdurend zit te zweten. En alsof dat niet genoeg is moet je ook nog eens punten zien te scoren, bij voorkeur meer dan de anderen. En had ik al gezegd dat het ook fijn is om als eerste aan de beurt te zijn? Ook daar moet je op letten bij het kiezen van de personen, wat weer voor extra druk zorgt. In feite doe je iedere beurt maar twee dingen, maar omdat je daarbij op zoveel dingen moet letten voelt het alsof je veel meer aan het doen bent. Dit heeft als keerzijde dat het met trage spelers wat al te lang kan duren (mijn eerste potje duurde bijna drie uur), maar afgezien daarvan heb ik voorlopig niets dan lof.
Ming Dynastie (Robert Watson, Hans im Glück, 2-4 spelers, ca. 90 minuten)
Net als vorig jaar wist ik nu bijna niets over de nieuwe spellen van Hans im Glück. Over Oregon had ik gelezen dat het een licht familiespel zou zijn, Ming Dynastie zou van het niveau El Grande zijn. Gezien mijn persoonlijke top-10 (die ik nodig eens bij moet werken) was de keuze snel gemaakt welk spel ik eerst wilde spelen op Spiel. Ming Dynastie is een meerderhedenspel, met een vleugje Elfenland, dat zich afspeelt in China. Maar afgezien van wat illustraties vind je daar weinig van terug. Het bord is zelf vrij minimalistisch weergegeven, met zes amorfe regio’s in verschillende pastelkleuren. Het idee is dat je met je prins van de nee regio naar de andere reist. Daar kun je volgelingen achterlaten die, hoe kan het ook anders, nodig zijn om een meerderheid op te leveren voor punten. Na een telling kun je je volgelingen laten staan voor de volgende telling, of je kunt ze verwijderen voor eenmalig extra punten. Ming Dynastie onderscheidt zich op weinig manieren van andere meerderhedenspellen, of het zou het verplaatsen van de prins moeten zijn. Daarvoor heb je kaarten nodig, die je op een Ticket to Ride-achtige manier trekt. Omdat er zo’n zes verschillende kaarten zijn en er altijd zes open liggen, komt het dus geregeld voor dat je niet kunt pakken wat je wilt. Dit is een storende geluksfactor, want dat kan je plannen behoorlijk verzieken. Extra vervelend als iemand anders wel gewoon kan reizen. En omdat het kiezen van kaarten een van de belangrijkste beslissingen in het spel is, lijdt het spelplezier hier aardig onder. Ik heb het spel uiteindelijk uitgespeeld (wat op de beurs zelf geen vanzelfsprekendheid is), maar had maar een heel matig gevoel bij Ming Dynastie. Ik houd wel van meerderhedenspellen, maar deze variant zal ik niet snel weer spelen. Dan zijn recente meerderhedenspellen als Bizon en Turmbau zu Babel wel even van een andere orde.
Perry Rhodan – Die Kosmische Hanse (Heinrich Grumpler, Kosmos, 2 spelers, ca 30 minuten)
Tja, de Kosmosspellen voor twee. Ooit een teken van een goed tweepersoonsspel, de laatste jaren zitten er toch regelmatig teleurstellende exemplaren tussen. Maar bij Perry Rhodan liet ik dat bezwaar direct vallen. Het thema en de vormgeving spreken me erg aan (ik vind die nostalgische jaren 60-achtige SF-illustraties wel wat hebben) en het spelidee kwam ook leuk op me over. In Perry Rhodan (losjes verbonden met een mij onbekende, maar in Duitsland wereldberoemde SF-reeks) vlieg je met je ruimteschip op en neer tussen verschillende planeten om goederen te vervoeren. Dit lever geld op (met de schattige naam Megagalax) en wie er het eerste 70 verdient wint het spel. Het heeft sommigen verbaasd, maar waar ik bij sommige spellen twijfels heb gokte ik dat ik dit spel wel bij mijn vriendin op tafel kreeg. Ze wil nog niet dood aangetroffen worden bij een potje Runebound of BattleLore, maar SF is geen thema waar ze nerdkriebels van krijgt. Ondanks het nerdy thema is Perry Rhodan een spel dat uitstekend in de Kosmosreeks past: simpele regels, een korte speelduur en beperkte interactie. Gelukkig is de interactie niet zo beperkt dat je helemaal je eigen koers vaart. Je kunt je tegenstander aardig dwars zitten met actiekaarten en het wegkapen van handelsgoederen. Maar zoals het een goed Kosmosspel betaamt kun je ook wel een beetje je eigen gang gaan. Voor variatie is gezorgd in de eigen kaartenstapels. Behalve actiekaarten zitten daar ook kaarten in waarmee je je eigen technologie kunt ontwikkelen. De stapel is maar klein, maar doordat je in ieder spel maar een beperkt aantal kaarten ziet, pakt het altijd weer anders uit hoe je technologie zich ontwikkelt. Mijn vriendin en ik hebben Perry Rhodan met veel plezier gespeeld; ik zie dit nog wel enkele tientallen keren op tafel verschijnen.
Phoenicia (Tom Lehmann, JKLM Games, 2-5 spelers, ca. 90 minuten)
Phoenicia is al een paar maanden uit en in die tijd had ik er veel positiefs over gelezen. Tom Lehmann heeft het spelprincipe van Outpost en Das Zepter von Zavandor gebruikt om daarmee een vlot ontwikkelingsspel te maken. Outpost en Zepter kenmerkten zich door veel rekenwerk en een stevige speelduur. Phoenicia heeft veel overtollig vet weg gestript en blijft daarmee met gemak binnen twee uur te spelen. Phoenicia is een echt ontwikkelingsspel. Via veilingen verwerven de spelers verschillende kaarten. Deze kaarten leveren punten op en/of verhogen je inkomen. Het geld dat je verdient heb je nodig in volgende veilingen en om verschillende arbeiders aan het werk te zetten. Die arbeiders verhogen ook weer je score en je inkomen. De kaarten dienen ten slotte ook weer om korting te krijgen op toekomstige kaarten, waardoor de puntengenereermachine steeds harder gaat draaien. Phoenicia doet daarmee ook sterk aan een spel als Sint Petersburg denken. Sint Petersburg had echter het probleem dat spelers om beurten een kaart nemen en een gelukkige speler kan dan een goede kaart voor de neus van anderen wegkapen (een reden dat ik het spel alleen nog maar met twee spelers doe). Phoenicia lost dat op met een veiling, maar dat is ook niet zonder problemen. Spelers met meer inkomen kunnen meer bieden en vergroten hun inkomsten daarmee nog meer. Er is duidelijk sprake van samengestelde interest, zoals dat heet. Of in gewoon Nederlands: de rijken worden rijker. In het potje dat ik speelde was dit duidelijk het geval. Nu is het gelukkig mogelijk om je geld op meer dingen in te zetten. Rijke spelers moeten nog wel eens diep in de buidel tasten om hun begeerde object te veilen. Bovendien kun je altijd passen om middels een arbeider je positie te verbeteren. Afgaande op verschillende reacties schijnt het niet zo te zijn dat de rijkste speler altijd wint, dus zou het denivellerende karakter van het spel nog mee moeten vallen. Mijn medespelers op Spiel waren niet allemaal even enthousiast, maar ik zag wel potentie in het spel. Ik kreeg het gevoel dat het spel zich niet snel prijsgeeft en daarmee speelplezier op de lange termijn geeft. Ik heb dus lang lopen twijfelen of ik het aan zou schaffen. Uiteindelijk is dat besluit negatief uitgevallen. Dat heeft niets te maken met het spel, maar alles met de uitvoering en de prijs. Ik ben niet geweldig kieskeurig waar het de uitvoering betreft, maar voor een spel met een voddig regelboekje, een flets speelbord en witte plastic speelfiguren ga ik echt geen 40 euro lappen. Voor zo’n prijs wil ik een spel dat ik leuk vind en dat er fatsoenlijk uitziet. Vergelijk Phoenicia eens met Agricola. Dat is ook van een kleine uitgever, maar ziet er met kleurrijke kaarten, speelborden en een oerwoud aan hout oneindig veel beter uit en kostte op de beurs nog eens vijf euro minder ook.
Race for the Galaxy (Tom Lehmann. Rio Grande Games, 2-4 spelers, 30-45 minuten)
Alweer een spel van Tom Lehmann dat zijn oorsprong vindt in een ander spel. In het geval van Race for the Galaxy is dat Puerto Rico. De ontwikkeling van het Puerto Rico kaartspel en Race for the Galaxy vonden gelijktijdig plaats, en Lehmann en Andreas Seyfarth hebben toen veel van hun ideeën uitgewisseld. Sommige daarvan zijn in slechts een van beide spellen terecht gekomen, andere in beide. Grote verschillen met het Puerto Rico kaartspel zijn dat de verschillende fases door meerdere spelers gekozen kunnen worden en altijd in een vaste volgorde uitgevoerd worden. Dit geeft het spel al een behoorlijk ander spelverloop. Het grootste verschil zit echter in de eigenschappen van de kaarten. In het Puerto Rico kaartspel heeft iedere kaart slechts één functie, in Race for the Galaxy meestal meerdere. Daardoor zijn er op meerdere manieren punten te verdienen, maar het is vooral de grote diversiteit aan kaarten en mogelijke wisselwerkingen daartussen die Race for the Galaxy tot een veel veelzijdiger en diepgaander spel maken dan het Puerto Rico kaartspel. Door die combinatiemogelijkheden krijg ik er haast een Magic-gevoel bij. Erg vreemd is dat niet, want Lehmann heeft met de gedachte gespeeld het uit te brengen als een verzamelkaartspel. De eerste twee uitbreidingen zijn inmiddels al gereed. Ik heb Race for the Galaxy nog maar twee keer gespeeld, maar ben nu al helemaal verslingerd aan het vlotte spelverloop, de mooie kaarten en de schier eindeloze manieren om kaarten te combineren. Door de vele mogelijkheden en bijbehorende symbolen is Race for the Galaxy in het begin een beetje wennen, maar daarna heb je zeker een prachtspel in handen.
Voor de Wind (Torsten Landsvogt, Phalanx Games, 2-4 spelers, ca. 60 minuten)
Voor de Wind lag al ongeveer een maand in de winkels, maar voor de meeste mensen is het toch een Essenuitgave. Dat wordt nog eens bevestigd door de (hoge) notering op de fairplay-ranglijst aan het einde van de beurs. Voor de Wind is een variant op de vele spellen waarbij je grondstoffen verkrijgt en deze via een omweg omzet in punten. De verschillende stappen (grondstoffen nemen, ze opslaan en ze verschepen) gebeurt met drie verschillende kaartsoorten in evenzoveel stapels. Het aardige is dat de actieve speler bepaalt welke van de kaarten überhaupt gekozen kunnen worden. Wil je als actieve speler dus verschepen en zie je liever niet dat anderen goederen krijgen, dan kies je wel kaarten van de eerste soort maar niet van de tweede. Nog directere interactie zit er in het afkopen van je medespelers, op een Goa-achtige manier. Maar pas op met een afkooppoging, want als het mislukt moet je het doen met wat geld van je tegenstander en zit er geen actie meer in. Wat ik ook positief vind, is dat oppotten er niet bij is bij Voor de Wind. Je moet je goederen op tijd verschepen, want als het laatste schip vertrokken is komt er een nieuw jaar en vergaan alle goederen die je nog in je hand hebt. Ook goederen in je pakhuis zijn niet helemaal veilig voor bederf. Voor de Wind heeft een plezierig spelverloop. Je bent voortdurend bezig en er is weinig wachttijd. Desondanks is de speelduur een potentieel minpunt. Mijn eerste (en tot nu toe enige) potje duurde met vier spelers twee uur. Of dat er aan lag dat we wat aan het spelsysteem moesten wennen, het spel gewoon lang duurt of nog iets anders, weet ik nog niet. Een speelduur van twee uur is het dubbele wat ik bij de diepgang van het spel vind passen; maar ik ga graag uitzoeken of dat normaal is of de volgende keer een stuk vlotter moet kunnen.
Wadi (Martyn F, Emma Games, 2-4 spelers, ca. 30 minuten)
Spiel was dit jaar een tintje meer oranje gekleurd door de nieuwe Nederlandse uitgever Emma Games. Dit is de uitgeverij van auteur Martyn F, in een vorig leven hoofdredacteur van Spel!, het huisblad van spellenvereniging Ducosim. Met Wadi zet hij zijn eerste stappen op het gebied van het uitgeven van spellen. Ontwerpen heeft hij wel meer, maar dit is zijn eerster daadwerkelijke uitgave. Wadi is een abstract spelletje in een droge setting. In de droge woestijn stroomt gedurende korte tijd de wadi, en de spelers proberen in die tijd hun velden zoveel mogelijk te bevloeien. Met shadoefs pomp jet het water uit de wadi, maar je kunt ook water van andermans veld wegpompen. Dit geeft Wadi een zeker bite. Je moet niet alleen je pomp strategisch ten opzichte van de rivier plaatsen, maar ook ten opzichte van andere spelers. Daarbij moet je in de gaten houden dat het spel snel voorbij is, want iedere ronde is er minder water in de rivier over. Tijd voor lange-termijnplannen is er dus niet, maar Wadi is ook weer geen hypertactisch spel. De plaatsing van je pompen heeft niet alleen direct effect, maar ook in het eindspel als je ineens wat coulanter je pompen mag plaatsen. Wadi is een lekker vlot spelletje. Misschien een tikje droog in vergelijking met andere korte eenvoudige spellen, maar daar stelt het een stukje intense interactie tegenover. Wat mij betreft een prima eerste spel van deze uitgever.
Nabeschouwing
Net als ieder jaar heb ik natuurlijk niet ieder nieuw spel van Spiel kunnen spelen en ook niet alle spellen waar veel over te doen was. Tribun, League of Six, Hamburgum, Cuba, Galaxy Trucker, The Circle: het moet allemaal nog even wachten of het komt er misschien wel helemaal niet van. Er zijn gewoon niet genoeg vrije uren in een dag om dat allemaal te kunnen spelen. Dat gezegd hebbende durf ik wel wat over de nieuwe spellen als geheel te zeggen. Als ik het vergelijk met vorig jaar denk ik nu dat 2007 een veel betere editie was dan 2006. Dat is natuurlijk wijsheid achteraf, want toen had ik nog niet dat idee. In 2006 was er maar een nieuw spel dat ik nog steeds met enige regelmaat speel en dat waarschijnlijk ook zal blijven doen en dat is BattleLore. De Kathedraal en Arkadia zijn aardige spellen, maar zie ik op lange termijn te weinig wederspeelbaarheid hebben. Taluva heeft dat nog wel en kan ik met enige goede wil ook nog wel als blijvertje betitelen. De kwaliteit van 2007 is ook weer niet die van 2005 (toen hadden we o.a. Caylus, Hazienda, Elasund en Beowulf, stuk voor stuk topspellen), maar zeker een vooruitgang ten opzichte van vorig jaar. Naast mijn persoonlijke favoriet van deze kaargang zijn er drie spellen die mij erg zijn bevallen. Dat zijn Im Jahr des Drachen, Tzaar en Agricola. Drie erg verschillende spellen, maar stuk voor stuk spellen waarbij ik al uitkijk naar de volgende keer. Ik heb al een beetje spijt dat ik Agricola niet ook voor mezelf heb meegenomen. Mijn onbetwiste topper van dit jaar is zonder meer Race for the Galaxy. Het Puerto Rico kaartspel vond ik al erg goed, maar het wordt door Race for the Galaxy in de schaduw gezet. Race for the Galaxy biedt een ongelofelijke variatie in combinatie met interessante keuzes, heldere regels en een aantrekkelijk korte speelduur. Dat zijn de zaken waar ik naar zoek in een goed spel, en daarmee wil ik dit spel aan iedereen van harte aanbevelen. Is er een Nederlandse uitgever die het vertaalwerk aandurft?