3-8 spelers
30-60 minuten
Auteur: Klaus Palesch
Uitgever:
Amigo
(1993)
Het spel …
In verschillende recensies verkondig ik regelmatig mijn liefde voor slagenspellen, een genre waarmee bijna iedereen wel bekend is. De meeste mensen hebben er dus wel een mening over, variërend van verslavend tot ‘weinig origineel’. Als iemand uit het eerste kamp vind ik die laatste mening natuurlijk nonsens (geldt dan niet voor wargames hetzelfde?), en kom ik graag met slagenspellen met originele en vernieuwende elementen.
Sticheln is zonder twijfel zo’n spel. Het heeft twee belangrijke regels waarin het afwijkt van de meeste slagenspellen: ten eerste is het niet verplicht om kleur te volgen, en ten tweede is er niet slechts een kleur troef, maar juist alle kleuren op een na. Door deze belangrijke afwijkingen kost het de meeste mensen wel een of twee rondjes om het spelverloop een beetje onder de knie te krijgen.
Centraal in Sticheln staat de zogenaamde ‘pijnkleur’. Voor het begin van een ronde leggen alle spelers een kaart uit hun hand af, en maken deze tegelijk bekend. De kleur van deze kaart is hun pijnkleur voor deze ronde. Kaarten in jouw pijnkleur leveren strafpunten op gelijk aan de waarde van de kaart. Kaarten van de andere kleuren zijn één punt waard, ongeacht de waarde. Het is dus van het grootste belang om slagen met jouw pijnkleur te vermijden, omdat het moeilijk is om strafpunten weer te compenseren. Een score van tien punten in een ronde is al erg hoog.
Dan hebben we het spelverloop. Zoals gezegd zijn alle kleuren troef, behalve de kleur waarmee de slag geopend wordt. Degene die uitkomt zal dus bijna nooit de slag winnen, omdat er altijd wel iemand kan troeven. Kleur volgen is immers niet verplicht. De slag gaat naar de speler van de hoogste troefkaart. Zijn er meerdere kaarten het hoogst, dan is de slag voor de speler die de eerste hoogste kaart speelde.
Iedere ronde worden er veertien slagen gespeeld. Het spel eindigt na vijf rondes, waarna de speler met de meeste punten wint.
… en de waardering
Sticheln is een zeer subtiel kaartspel, dat het nodige inzicht vereist om het goed te spelen. Erg belangrijk is de keuze van je pijnkleur. Daarvan moet je niet teveel kaarten in je hand hebben (anders zijn ze te vaak troef), maar ook zeker niet te weinig (dan heb je geen controle wanneer ze gespeeld worden). Ook tijdens de slagen kom je voor lastige keuzes. Is het nu veilig om in te troeven? Zal ik een pijnkaart van mezelf dumpen of de speler die de slag krijgt opzadelen met een pijnkaart? Kan ik met mijn pijnkleur uitkomen? Bij dit alles is het cruciaal dat je ALTIJD precies weet welke kaarten van jouw pijnkleur er nog inzitten.
Met het juiste aantal spelers (maximaal vijf, beter nog drie of vier) is Sticheln een heerlijk en verslavend spel, en behoort met Mü en Wizard tot mijn favoriete kaartspellen. Waarom heeft het twaalf jaar geduurd voor ik dit voor het eerst speelde?