Gespeeld: december 2023 (Peter Hein)

Geplaatst door

Net als de vorige maanden speelde ik in december niet echt veel spellen (54, wat redelijk gemiddeld is voor december), maar wel veel verschillende en daarmee ook nieuwe. Een daarvan, Forest Shuffle, haalde ook mijn eindejaarslijstje en is zo automatisch het leukste nieuwe spel dat ik deed in de voorbije maand. Ik heb weinig toe te voegen aan wat ik daar al schreef, dus ik beperk me hier tot de andere spellen die nieuw voor me waren. Het enige nieuwe dat ik nog kan melden is dat de Nederlandstalige editie inmiddels ook verkrijgbaar is. Ik zit al een tijdje niet meer in de jury, maar ik kan me voorstellen dat dit hoge ogen gaat gooien bij de verkiezing van de Nederlandse Spellenprijs.

Over de NSP gesproken: een van de nieuwe spellen die ik deed was De Betoverde Torens, de kersverse winnaar in de categorie familiespellen. Het is een ontwerp van het bekende spellenduo Kramer & Kiesling en voor de kenners van hun spellen zijn er wel parallellen met eerdere titels aan te wijzen: That’s Life en CIA/Heimlich en Co. waren twee eerdere spellen waar ik aan moest denken. De spelers proberen als eerste hun tovenaars in de raventoren te krijgen door het spelen van kaarten. Daarmee mag je zowel een van je tovenaars of (een deel van) een toren verplaatsen. Om te winnen moet je eerst nog tovenaars van anderen opsluiten, en zij dus die van jou. Goed onthouden waar jouw opgesloten tovenaar ook alweer zit is niet onbelangrijk voor de overwinning. Ik vond het een heel aardig familiespel; met alleen liefhebbers zul je het niet zo snel op tafel leggen, maar ook dan is het zeker geen straf.

Bij Exoplanet is het niet zo moeilijk om aan te wijzen op welk spel dit lijkt. Het is namelijk een herontwerp van het vergeten Mesopotamië van Klaus-Jurgen Wrede, vooral bekend door Carcassonne. Mesopotamië was een aardig spel waarbij je de efficiëntste route naar de winst probeerde te vinden, met als probleem dat als iedereen daar ook maar een beetje in slaagt toeval de bepalende factor is wie het spel weet te beëindigen. Dat onbevredigende aspect is hier weg. Nog steeds moet je materialen naar de centrale tegel zien te verplaatsen, maar nu krijg je punten voor die afgeleverde materialen. Die hebben een min of meer onbekende waarde variërend van een tot acht punten; geluk speelt dus nog zeker een rol, maar er zijn verschillende manieren om daar iets op te vinden. Ik betwijfel of het alsnog een hit gaat worden, maar ik zou het zeker vaker willen spelen.

Voor Gugong geldt dat niet direct. Dit was een paar jaar geleden een hit voor liefhebbers van zware spellen en werd al snel opgevolgd door een luxe editie (die ik speelde). Dit is niet mijn type spel. Ik vond het een onsamenhangend geheel van verschillende spelideeën, die ieder voor zich vervangen hadden kunnen worden door een ander idee zonder dat je het gemerkt had. De thematische setting voegde dus precies niets toe aan het spelgevoel. Dat is een euvel waar sommige (veel) spellen van Stefan Feld ook last van hebben, maar dit is een spel van Andreas Steding. Ook de auteur van het fantastische Hanzesteden, en daar is niets onsamenhangends aan. Feld is er inmiddels iets beter in geworden om die samenhang te vinden; zo vond ik Marrakesh en Bonfire nog best te pruimen. Maar Gugong miste dat ingrediënt.

Een ander spel in het Verre Oosten vond ik een stuk leuker. In Kaigan ben je vooral bezig met de andere spelers. Iedereen heeft dezelfde set kaarten en legt om beurten een kaart in een raster. In plaats van het spelen van een kaart mag je ook een rij in het raster claimen. Daar komt dan niets meer bij en ook speel je verder geen kaarten meer. Je kunt dus kaarten leggen om anderen naar die rij te lokken, of kaarten die je zelf graag zou spelen in de hoop dat niemand anders die rij claimt. Vervolgens kom je er natuurlijk achter dat de volgorde waarin je de kaarten speelt altijd net niet optimaal is en probeer je daar het beste van te maken. Oh ja, en geld voor die acties heb je ook altijd te weinig. De vormgeving is niet bepaald deluxe, het spelplezier is zeker bovengemiddeld.

In de kerstvakantie speel ik vaak partyspellen. Eentje daarvan kende ik nog niet: Suspicious. Dit is een spel met een verborgen spion, met de grap dat de spion zelf ook niet weet wie dat is. Om beurten is iemand spelleider (‘directeur’, maar je mag ook een andere term gebruiken). Die laat alle spelers een woord op een kaart lezen zonder dat de anderen meekijken. Dat is belangrijk, want de spion krijgt een ander woord te zien. De woorden zijn wel verwant, en de kwartiermaker noemt hardop een woord dat beide andere woorden verbindt. Zo zijn de woorden ‘tante’ en ‘stiefmoeder’ bijvoorbeeld te omschrijven als ‘familielid’. Alle spelers schrijven nu twee keer een woord op dat het woord dat ze gezien hebben verbindt met het overkoepelende woord dat de ketenregisseur noemde. Je wilt niet te specifiek zijn, want dan is voor de rest makkelijk te raden dat jij de spion bent, of voor de spion makkelijker om het juiste woord te raden. Maar te vaag is ook niet goed, want dan loop je het risico dat jij, terecht of niet, als spion wordt aangewezen. Het spelidee van Suspicious is leuk en nodigt uit tot creatief met taal omgaan. Het risico is wel dat als je het met een grote groep speelt, het wel even kan duren voordat iedereen en keer product owner is geweest. Je gaat dan makkelijk over een uur heen, waarin veel wordt nagedacht en je soms lang moet wachten op je medespelers. Dat komt de partysfeer niet altijd ten goede. Maar als iedereen een beetje tempo houdt kun je hier veel plezier aan beleven.

Zo snel als Dagmar ben ik niet, dus speelde ik Ticket to Ride Legacy pas twee keer. Ik vermoed dat iedere speler die je bij een legacyspel toevoegt, de totale tijd die je nodig hebt voor de hele campaign minstens verdubbelt. Zeker als niet alle spelers tot hetzelfde huishouden behoren. Gelukkig zijn mijn beide medespelers groot liefhebber van Ticket to Ride, dus ik denk dat het wel moet lukken de rit te voltooien. De twee eerste scenario’s gingen snel genoeg en de extra ‘regel’ na het eerste scenario werd bijna letterlijk met gejuich ontvangen. Net als Dagmar merk ik wel dat het introduceren van nieuwe regels na afloop van een scenario geen goed idee is. Als de punten geteld zijn is het spel voorbij en dat is dat. Ik weet natuurlijk nog weinig over het verdere verloop, maar vrees wel met alle lege vakken in het spelregelboek dat er alleen maar regels bij gaan komen, en niet weinig ook. Daarin lijkt het erg op Pandemic Legacy, grotendeels van dezelfde auteurs. Wat dat betreft vond ik de aanpak in My City beter: daar verdwenen er ook regels en had ieder hoofdstuk van spellen een eigen karakter, zonder dat de hoeveelheid regels overdadig werd. Maar wie weet valt dat hier mee. Ik heb er veel vertrouwen in dat we nog veel plezier aan ons Ticket to Rideavontuur gaan beleven.

Sommige spellen speel ik nog dezelfde dag dat ik ze koop, bij andere duurt het wat langer. Underwater Cities kocht ik omdat de prijs erg aantrekkelijk was en het spel goed ontvangen werd. Een kleine drie maanden later lukte het me dan eindelijk om het eens te spelen. Het spelidee werd wel vergeleken met Dune Imperium en ik zag direct in waarom. Ook hier bestaat je beurt uit een combinatie van het spelen van een kaart en het plaatsen van een poppetje (tegel in dit geval) op een actieveld. Als beide dezelfde kleur hebben mag je ook de actie van de kaart gebruiken. Dat zorgt voor interessante dilemma’s. Het liefst voer je natuurlijk beide acties uit, maar als dat niet kan, welke vind je dan belangrijker? Uiteindelijk doe je het allemaal om je eigen onderzeese rijkje op te bouwen om grondstoffen te produceren en punten te scoren. Afgezien van het kiezen van actie op het bord is het allemaal redelijk solistisch, wat er in combinatie met de speelduur voor zorgt dat Underwater Cities het beste speelt met twee. Gelukkig maar, want dat is ook de groepsgrootte waarin ik het vaakst speel.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *