Ik probeer mijn recensies altijd zo te schrijven dat ze ook begrijpelijk zijn voor mensen die geen hardcore bordspellenliefheber zijn. Maar ongemerkt sluipt er toch regelmatig een woordje spellenjargon in. Daarom ga ik in deze serie blogjes het meest gebruikte jargon uitleggen.
Hennie Huisman zong het al in tune van de Mini Playbackshow (wie keek er in de jaren ’80 niet naar): “Er kan er maar één de beste zijn”. En dat is in veel spellen nog steeds het geval. Je speelt tegen elkaar en er wint er maar één (al dan niet na het doorlopen van een paar tiebreakers). En laten we wel wezen, het is super leuk om de speelse strijd aan te gaan met je tafelgenoten en te proberen hen te slim af te zijn.
Maar het kan ook anders, je kan ook met elkaar spelen en samen proberen het spelsysteem te verslaan. Of te wel in spellenjargon: je kan ook een coöperatief spel op tafel zetten. Dit klinkt heel droog en abstract, maar dat zijn dit soort spellen vaak niet. Het zijn vaak hele verhalende spellen waarin je samen een hachelijk avontuur tot een goed einde probeert te brengen. En dat geeft een heel andere dynamiek dan tegen elkaar spelen. Het is leuk om met elkaar een doel na te streven en het geeft een kick als dat vervolgens lukt. Zie het als de beste vorm van teambuilding.
In het jaar 2000 bedacht Reiner Knizia als eerste auteur een coöperatief spel, namelijk het prachtig geïllustreerde spel In de Ban van de Ring. In dit spel zijn de spelers de hobbits die The One Ring samen naar Mount Doom moeten brengen om hem daar in het vuur te gooien om hem te vernietigen. In dit spel worden de spelers tegengewerkt door Sauron (het spelsysteem) en is het dus de kunst om samen te werken zodat in ieder geval één speler de eindstreep haalt.
In de Ban van de Ring mag dan het eerste coöperatieve spel zijn geweest, maar het genre werd pas in 2008 echt op de kaart gezet door Pandemie van Matt Leacock. In dit spel heeft de wereld te maken met uitbraken van vier super besmettelijke ziekten. De spelers kruipen in de huid van de wetenschappers die deze uitbraken onder controle moeten krijgen. Pandemie combineert een ijzersterk spelsysteem met een meeslepend thema en is daardoor een echte crowdpleaser geworden die niet uit de spellenhitlijstjes is weg te slaan. Het is dan ook niet gek dat na Pandemie er nog een groot aantal varianten en uitbreidingen volgden die gebruik maken van hetzelfde spelsysteem (zoals een dobbelvariant, meerdere legacy-spellen en thema-versies waaronder zelfs één met een horror-thema).
Het succes van Pandemie inspireerde spellenauteurs en spellenuitgevers om coöperatieve spellen te blijven uitbrengen en daar zitten veel geslaagde spellen tussen die voor veel speelplezier op spellentafels zorgen. Al zijn natuurlijk nog altijd mensen die echt geen plezier aan coöperatieve spellen beleven omdat ze het gewoon leuker vinden om zelf te winnen.
Er is alleen één bedreiging voor dit spelplezier dat ik niet onbenoemd wil laten: de zogenaamde alfa-speler (nog zo’n jargon-woordje). In veel coöperatieve spellen moet je dus samen een doel nastreven en mag je informatie (zoals welke kaarten je hebt) met elkaar delen. De groepsleden kunnen dan samen alle mogelijke strategieën bespreken, waarna de speler die aan de beurt is bepaalt wat hij of zij wil doen. Dit werkt alleen als iedereen elkaar de ruimte geeft om ideeën naar voren te brengen, naar elkaar te luistert en vervolgens de keuze van de speler die aan de beurt is respecteert. Maar dit is nou precies waar een alfa-speler niet goed in is. Dit zijn spelers die nogal dominant aanwezig zijn aan de spellentafel en die aan de andere spelers gaan vertellen wat ze precies in hun beurt moeten gaan doen.
Gelukkig zijn er ook coöperatieve spellen die de alfa-speler buiten spel zetten door de communicatie of informatieuitwisseling te beperken. Denk aan spellen als Magic Maze en The Mind waarin de spelers niet met elkaar mogen praten of De Crew waarin je je handkaarten geheim moet houden.
Andere leuke coöperatieve spellen zijn: De Legenden van Andor, Ghost Stories, Space Alert, Chronicles of Crime en Hanabi.