Mijn oudste dochter was zaterdagavond aangekomen met de trein en ging zondag ook mee. We waren daardoor met vijf, waardoor bij sommige spellen een van ons moest toekijken. Deze dag begonnen we met wat op zaterdag nog een verre droom leek: een tafeltje bij Schmidt. Deze uitgever heeft altijd leuke spellen op voorraad (ook die van Hans im Glück) en als je eenmaal een tafeltje hebt, kun je desgewenst de hele dag al hun verschillende spellen proberen. Dat brengt niet het beste in mensen naar boven. Zeker op een drukke dag is de verleiding groot om het tafeltje bezet te houden. Zo kun je zelf lekker doorspelen, maar de rest heeft het nakijken. Met enig schuldgevoel hebben we de tafel pas na drie spellen ontruimd. Daar moet ik wel bij zeggen dat deze dag een stuk rustiger was dan zaterdag en er om ons heen regelmatig een tafeltje vrij kwam.
Het eerste spel was direct het beste. Sterker nog, Mille Fiori was het leukste spel dat ik deze twee dagen gespeeld heb. Dit is een onvervalste Knizia. Met het kiezen en spelen van kaarten leg je op verschillende delen van het bord ‘glazen’ speelstukken voor het scoren van punten. Dat kan uiteraard op allerlei verschillende manieren. Die wil je eigenlijk allemaal, maar je moet soms harde keuzes maken. Wat anderen doen is ook erg belangrijk. Soms moet je even defensief spelen om anderen de pas af te snijden, andere keren kun je een buitenkans op extra punten niet laten lopen. Ik zag duidelijke parallellen met Knizatoppers als Heersers der Woestijn en Babylonia. Het spel verliep voor Wendy en mij vrij dramatisch, maar beiden waren we het erover eens dat dit een topper is. Grootste nadeel: Mille Fiori was een van de talloze spellen die deze beurs al erg snel uitverkocht waren. Schaarste was wel een beetje het thema.
Zelf had ik dan wel mijn zinnen op Mille Fiori gezet, de kinderen waren vooral geïntrigeerd door Die Knuffies. Dit kun je simpel omschrijven als een soort Jenga met pluizige bolletjes. Wolfgang Warsch ergerde zich waarschijnlijk mateloos aan stofbolletjes die maar aan truien blijven zitten en dacht: laat ik er dan maar een spel mee bedenken. Het idee is simpel: je neemt een bolletje van de kluwen af en moet die hoger weer terugplaatsen. Laat je andere bolletjes vallen, dan speel je de volgende beurt met een of meer handicaps. Een oog dicht, olifantenhouding, dat werk. Stort het gevaarte in dan verlies je en wint de rest. Drie potjes moesten we dit maar liefst spelen, daarna vond de rest het ook welletjes.
We sloten hier af met Spookslot, al is de Duitse naam Spukschloss misschien nog wel mooier. Wendy en ik herinnerden ons nostalgisch de tv-reclame uit de jaren 80, die op ons toen een grote aantrekkingskracht uitoefende. Bijna veertig jaar later was die kracht nog sterk genoeg om een stel pubers in de greep te houden. Toen de metalen knikker voor de zoveelste keer allemaal poppetjes omver kegelde raakte de betovering wel uitgewerkt en was er sprake van collectieve opluchting toen de uitgang eindelijk bereikt was.
Na deze lange zit was het weer tijd voor een zwerftocht door de hallen. Het was duidelijk een stuk rustiger dan de dag ervoor. Tot nu toe hadden we de meeste spellen gespeeld in hal 3, het werd dus tijd om de andere hallen wat meer te verkennen.
In hal 2 vonden we zo waar een lege tafel met Eriantys, dat ik er bij het doornemen van de BGG-lijst interessant uit vond zien. De vormgeving sprak de rest ook wel aan, dus ik liet het spelen aan hen over. Terwijl de rest speelde en ik de wolkjes bijvulde en tot genoegen van vooral mijn dochters gul met tactische tips strooide (zo ben ik, altijd bereid een ander te helpen) maakte een déjà-vu-gevoel zich van mij meester: waar had ik dit toch eerder gezien? Later wist ik het: dit is een doorontwikkelde versie van het twintig jaar oude Carolus Magnus. In plaats van te dobbelen, kiezen de spelers nu zelf waar de blokjes terechtkomen. Verder is de basis hetzelfde: probeer invloed te krijgen op de verschillende eilanden en voeg ze samen om zo veel mogelijk van je eigen torens te plaatsen. De anderen vonden het leuk genoeg om te spelen, maar het enthousiasme was niet zodanig dat ik aandrang voelde het mee te nemen.
De volgende tussenstop waren de statafels bij Alley Cat Games. Deze Britse uitgever had alle gecombineerde Brexit/coronaellende doorstaan om naar Essen te komen. Ik had vooral mijn zinnen op Paper Dungeons gezet, maar ik val waarschijnlijk in herhaling als ik zeg dat dit uitverkocht was, en ook niet meer te spelen. Hun andere spellen zagen er ook niet onaardig uit. Tinners’ Trail was voor de rest waarschijnlijk iets te veel van het goede, maar ze hadden ook een paar korte spelletjes die je makkelijk aan een statafel speelt.
Wendy en haar zoon bogen zich over Cat Cafe, de meiden en ik speelden eerst Tinderblox en daarna Nom. Die Knuffies is Jenga met bolletjes, Tinderblox Jenga met hele kleine houten staafjes en blokjes die een kampvuur voorstellen. Omdat we alle drie van een expert hebben geleerd hoe je een Zwitsers vuurtje maakt vlamde het vuur hoog op tot het dat niet meer deed.
Na Tinderblox was er nog tijd voor Nom, met als ondertitel Simon’s Cat Card Game. Dat laatste was een grote aanbeveling voor sommigen onder ons, in de praktijk bleek het gewoon een gepimpte versie van pesten. Niks bijzonders dus. Datzelfde gold overigens voor Tinderblox. Het fraaie kleine blikje en het schattige uiterlijk waren niet genoeg om het te willen hebben.
Terug in Hal 2 hoopte ik bij Skellig Honey Buzz te kunnen spelen. Ook de anderen waren erg gecharmeerd van het uiterlijk van het spel, maar helaas. Het goede nieuws was dat het niet was uitverkocht, het slechte nieuws was dat de dozen zich ergens in een container op de oceaan bevonden en niet eerder dan december beschikbaar zijn. Er was nog wel een tafel vrij met Isle of Cats. Het thema in combinatie met mijn aanbeveling maakte de rest nieuwsgierig. Omdat het met maximaal vier kan en ik het al kende maakte ik een verkenningstocht bij naburige stands.
Zo stuitte ik op een tafel waar net een potje Four Gardens ging beginnen, waar ik aan kon schuiven. Omdat dit spel op mijn lijst stond liet ik die kans niet voorbijgaan. Four Gardens is een klassiek verzamel-en-bouwspel. Je spaart verschillende grondstoffen om daarmee fraaie panorama’s te maken en zo de goden te plezieren. De grap is dat je de grondstoffen in een vaste volgorde krijgt en je stopt zodra je voorraad vol is. Daar passen maar vier grondstoffen in, dus dat gaat vrij rap. Het is dus een aardig gepuzzel dat je bij het verzamelen precies de grondstoffen krijgt die je nodig hebt en niet meer. Ik bakte er weinig van, maar raakte gaandeweg geïntrigeerd. Omdat het spel maar 30 euro kostte (en schijntje in deze tijden) en ik nog vrijwel niets gekocht had, ging deze mee.
De anderen hadden Isle of Cats met plezier gespeeld, maar niet zodanig dat het naar meer smaakte. We sloten de dag en daarmee de beurs af bij Ravensburger, waar op zondag 17:00 dan eindelijk genoeg plaats was voor vijf spelers. Zo kregen we nog een kans om Explorers te proberen, een flip&write van Phil Walker-Harding. Dit laat zich wel een beetje omschrijven als een mix tussen Keer op Keer en Cartographers. Iedereen krijgt een variabel maar identiek landschap bestaande uit vier tegels en met het omdraaien van fiches mag je vakjes afvinken. Daarbij ontdek je verschillende zaken die punten opleveren. Iedereen volgde een verschillende tactiek, toch lagen de eindscores uiteindelijk dichtbij elkaar. Dit is echt het type spel dat ik thuis probleemloos talloze malen op tafel krijg. Ik laat het verder aan de lezer over om te raden hoe het met de beschikbaarheid van dit spelletje zat, zo vlak voor het sluiten van de beurs.
Met de puntentelling van Explorers zat deze editie van Spiel er voor ons weer op. Het was een bijzondere editie, maar belangrijker: opnieuw een zeer geslaagde. Net zoals een goed spel voorbij is voordat het klaar is, was Spiel voorbij terwijl ik nog van alles had willen doen. Ik ging de deur uit met het gevoel dat ik er nog wel dagen langer had willen blijven om al die niet-ontdekte spellen te proberen en verborgen stands te verkennen.
Het grootste minpunt van de beurs was de beperkte beschikbaarheid van spellen. Zelfs grote uitgevers moesten al vrij snel ‘nee’ verkopen. De tekorten en lange levertijden gaan niet aan de spellenwereld voorbij. Dat is voor nu even jammer, maar ook te overzien. Nu heb ik nog wat spellen om me op te verheugen. Wie weet wat er op het Spellenspektakel langskomt.
Spellen waren dan misschien minder beschikbaar, voor iets anders gold dat zeker niet: accessoires. Zo lang ik op Spiel kom, zijn er altijd wel enkele standjes waar je dobbelstenen, extra pionnen, hersluitbare zakjes en andere nuttige zaken kunt kopen. Sinds een paar jaar hebben die gezelschap gekregen van de winkels in accessoires voor de kapitaalkrachtige spellenliefhebber. Gezien het aantal van dit soort stands is dat een grote groep.
Een opkomende accessoire is de speciale lasergesneden houten organizer voor het materiaal in in een speldoos. En dan geen generieke, maar toegesneden op één specifiek spel met bijpassende vormgeving. Erg fraai allemaal, maar voor een cultuurcalvinist als ondergetekende een belachelijke vorm van decadentie. En de ambachtelijke dobbelsteenstandjes hebben concurrentie gekregen van de gespierde stands waar je kristallen of metalen dobbelstenen van tientallen euro’s per stuk kunt kopen.
Maar het echte toppunt waren de speciale spellentafels, van alle gemakken voorzien. Lades en vakjes voor spelmateriaal, houders voor drinkglazen om te voorkomen dat je ze omstoot over de tafel, geluidsystemen om je spellen van de passende soundtrack te voorzien, ingebouwde dobbeltorens en houten schermen voor de Dungeon Master, bedenk het en het zit eraan. Dat alles voor slechts een paar duizend euro. Voor de kleinere beurs zijn er houten dobbelbakken met vilten bodem van 250 euro. Ik heb zeker drie stands gezien waar dit soort extravaganza te zien was, vermoedelijk waren het er veel meer. De overdaad was bijna aanstootgevend. Uiteraard heb ik een folder meegenomen.
Mooie posting weer, dank je.
En met Mille Fiori is mijn verzameling “want to play” weer met eentje uitgebreid!